De oorsprong van de naam kaas

In het Grieks heet kaas, Turos, al sinds Homerus er 1000 jaar voor Christus over schreef. In de verhalen van Homerus gaat het meestal over schapen- en geitenkaas. Homerus beschrijft hoe Odysseus bij de cycloop Polyfemus op bezoek gaat. In de grotwoning van Polyfemus vind hij een compleet boerenbedrijf; hokken voor dieren, melkemmers met de laatste melk er nog in en kaas.

Ons woord boter is ontleend aan het Griekse woord Bouturos. Dit betekent in het Grieks ook boter. Bousbetekent koe. Boter maakten zij dus kennelijk van koemelk. Turos betekent dan ook het dikken van de melk.

De Romeinen kenden voor kaas het woord Caseus. Daar zijn de meeste woorden voor kaas van afgeleid :Kaas, Kase, Cheese, Queso (Spaans) en Queijo (Portugees). De kaas die de Romeinen naar onze streken meebrachten was waarschijnlijk een ander product dan de kaas die wij zelf maakten. Kaas van koeienmelk werd namelijk niet of nauwelijks gegeten. De kazen die de Romeinen aten waren van geiten- of schapenmelk gemaakt. Kaassoorten die vermoedelijk gegeten werden zijn vergelijkbaar met feta, chèvre, pecorino romano en ricotta. Het woord Caseus is echter wel de basis geweest voor onze benaming van Kaas.

Het woord fromage is ontstaan uit Caseus Formaticus. Dit betekent kaas geproduceerd in een vorm. In plaats van het woord Caseus (kaas) werd de naam Formaticus meer en meer gebruikt. Dit woord ontwikkelde zicht tot formatge. Hieruit is de Franse naam “Fromage” en de Italiaanse naam “Formaggio” ontstaan.